woensdag 27 januari 2010

3 De eenzame onderzoeker

Een proefschrift voorbereiden buiten de universiteit, hoe gaat dat eigenlijk? Goede begeleiding is essentieel en dat heb ik gelukkig goed voor elkaar. Maar als eenzame buitenpromovendus mis ik lotgenoten en sparringpartners.

Het is al weer anderhalf jaar geleden toen bij mij het idee ontstond voor een promotieonderzoek over huisstijl van gemeentelijke organisaties. Het was een serieus plan dat ik echt wilde uitvoeren, dus moest ik iemand vinden in de wetenschappelijke wereld die mijn idee interessant vond.

Via Erik Gerritsen -toen kennisambassadeur van de gemeente, en zelf bezig met een proefschrift- kwam ik in contact met Rob van Es. Rob is organisatiefilosoof en docent aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Een paar maanden daarna kwam ik in contact met Noelle Aarts, bijzonder hoogleraar strategische communicatie aan de UvA. Noelle wordt onder andere door ABC gesponsord.

‘So far so good’, meer dan dat zelfs want ik had een promotor en een beoogd co-promotor gevonden. Noelle en Rob zijn fantastische gesprekspartners. Na iedere afspraak ga ik steevast vol inspiratie en nieuwe ideeën naar huis. Maar dan begint het eigenlijk pas.

Verdwalen en aanscherpen
Eenmaal thuis gaat er letterlijk weer een wereld voor me open, boordevol mogelijkheden. Ik verdwaal in concepten en onderzoeksrichtingen, vind het lastig om ideeën te koppelen aan concrete onderzoeksvragen. En daar dan weer een samenhangend geheel van te maken. Gelukkig sta ik daarin niet alleen. ‘Het afbakenen en komen tot een onderzoekbare vraag is een hels karwei’ volgens een artikel over buitenpromovendi.

Noelle heeft me aangeraden om te oefenen met een soort elevator pitches. Haar advies: scherp je onderzoek aan door het kort en bondig aan zoveel mogelijk mensen te presenteren. Daarom ben ik op zoek naar nieuwe gesprekspartners. In de praktijk maar ook in de wereld van de wetenschap.

Ook lijkt het me heerlijk regelmatig van gedachten te wisselen met lotgenoten, mensen zoals ik die vanuit de praktijk proberen van een mooi idee iets wetenschappelijks te maken. Om elkaar te helpen, ervaringen te delen en het eenzame zoeken en dwalen te doorbreken.

Self made onderzoeker
Wat niet bepaald bijdraagt aan het doorbreken van deze eenzaamheid, is het feit dat ik ondanks de begeleiding van Noelle en Rob geen ‘officiële status’ kan krijgen bij de UvA. Dan gaat het om toegang tot wetenschappelijke informatie zoals vakliteratuur, vaktijdschriften, trainingen en workshops over onderzoeksmethodieken etc. Gelukkig heb ik intussen een oplossing gevonden voor de toegang tot wetenschappelijke literatuur. Via het UB-pasje van iemand anders kan ik bijna alles vinden en inzien.

In de praktijk
Praktisch gezien zit ik een dag per week thuis of in de UB te lezen, te zoeken, te schrijven of na te denken. Dit versterkt het idee van ‘self made onderzoeker’. Ook vergroot het de gedachte soms onnodig lang rond te dwalen in al het mooie materiaal dat ik tegen kom.

Die ene dag per week gaat snel voorbij, te snel. Het is een fantastisch mooie bezigheid en ik wil voortgang boeken. Vandaar de wens om het goed en efficiënt aan te pakken. Nieuwe sparringspartners zouden daarbij kunnen helpen. Sparringspartners tegen wie ik mijn ideeën aan kan houden waardoor ik ze kan aanscherpen.

Heb je interesse en een half uurtje tijd? Ben je goed in het stellen van kritische vragen? Laat het me weten, dan vertel ik je graag kort en bondig waar mijn onderzoek over gaat.

woensdag 20 januari 2010

2 Artikel of begin van een proefschrift?

Een wetenschappelijk artikel schrijven, dat moet toch makkelijk kunnen in een jaar. En daarbij de opzet voor het gehele promotieonderzoek. Dat was de opgave voor 2009. Het bleek niet zo eenvoudig als ik dacht.

Verwondering en een onbevangen blik is een belangrijke grondhouding als je begint aan een onderzoek. Niks is zeker totdat het wetenschappelijk is bewezen. Onderzoeksvragen moeten open zijn en toch specifiek genoeg, in ieder geval kun je met een onderzoeksvraag niet vooruitlopen op de resultaten.

Na gesprekken met allerlei betrokkenen en experts was ik een jaar geleden stiekem al tot de conclusie gekomen dat de introductie van de gemeentebrede huisstijl had gewerkt als motor voor gemeentebrede verandering. Mijn onderzoeksopzet werd in het begin gekenmerkt door vragen waar het antwoord al bijna in zat opgesloten. Maar dat werkte niet. Meer openheid en onbevangenheid was het devies.

Hersengymnastiek
Ik kwam er achter dat wetenschappelijke artikelen, onderzoeken en proefschriften veel opsommingen van verschillende theorieën en auteurs bevatten. Het onderlinge verband en de reden waarom er zoveel werd geciteerd werd me niet altijd even duidelijk. Onder andere omdat ik niet altijd helemaal begreep waar het nu precies om ging. Het doorgronden van wetenschappelijke kost betekent voor mij zware hersengymnastiek kan ik je vertellen. Hoeveel wetenschappers moet je nu eigenlijk citeren om een punt te maken? Dat is een vraag die wel eens in mijn hoofd op komt. In ieder geval meer dan in de praktijk, dat is duidelijk.

Ik heb het vast gehouden, de onbevangen en open grondhouding. Te lang waarschijnlijk. Ook heb ik heel veel gelezen. Het eerste doel van deze exercitie was het maken van een theoretisch kader wat ik zou verpakken in een mooi metaforisch artikel. Het opsommen en combineren van de voor mij relevante theorieën bleek geen sinecure. Weer zware hersengymnastiek en tegelijkertijd een prachtig creatief proces, veel creatiever dan ik ooit voor mogelijk had gehouden.

Geen artikel
Eind 2009 was mijn artikel klaar en ik was hartstikke blij. Zo’n complex en ingenieus geheel, het was vast vernieuwend en klaar voor publicatie. Het commentaar van mijn begeleiders luidde anders: Teveel een verzameling van noties, focus ontbreekt, geen kop en staart, niet spannend. Dat loog er niet om. Gelukkig was er ook een positieve kant. Mijn stuk was weliswaar geen artikel maar een goede aanzet tot het begin van een proefschrift. ‘Het is inleidend, onderscheidend, conceptueel en het zet de belangrijkste termen uiteen en in onderling verband.’ 

Submission rejected
In 2009 heb ik ook een poging gedaan om te worden toegelaten tot een congres waar wetenschappers onderzoeksvoorstellen presenteren. Om te worden toegelaten schrijf je een abstract waarin je je idee kort uiteen zet. Als je wordt geselecteerd krijg je de gelegenheid om je onderzoeksplan volledig te presenteren.
Ik werd niet toegelaten, wat een tegenvaller. En ik dacht echt iets moois te hebben ingestuurd. Dit stuk had hetzelfde probleem als mijn metaforische artikel: te weinig focus, geen kop en staart, niet spannend genoeg.

Worsteling en blog
Al met al worstel ik met de juiste balans tussen openheid en stellingname. Ik moet beter laten zien welke theorieën ik wil gebruiken om de onderzoeksvragen die ik heb, te kunnen beantwoorden. Nogmaals: zware hersengymnastiek.

Deze worsteling brengt me uiteindelijk tot een weblog. Dit blog dwingt me onder woorden te brengen hoe het me vergaat op het onderzoekspad. Het helpt me mijn gedachten te scherpen en biedt inzicht in de vorderingen van mijn onderzoek. Hiermee dient dit blog voor mij als evaluatieinstrument. En ik hoop mijn communicatiecollega’s inzicht te geven in de wereld van de wetenschap bezien vanuit de praktijk.

vrijdag 15 januari 2010

1 Verkennen en ontdekken: logboek van een onderzoeker

Ruim een jaar werk ik nu serieus aan mijn onderzoek naar het effect van huisstijl. Hoogste tijd voor een evaluatie. Gek genoeg voor mij ook hoogste tijd voor een logboek. 
 
Waar ging het ook al weer over? Onze organisatie is voortdurend in beweging. De voorbereiding van de fusie om van 14 naar 7 stadsdelen te komen is in volle gang. Ook een jaar of 10 geleden was de gemeente aan het veranderen.

In 2001 werd besloten om 50 verschillende huisstijlen te vervangen door een gemeentebrede huisstijl. Min of meer tegelijkertijd startte de toenmalige gemeentesecretaris Erik Gerritsen met een beweging om de samenwerking in Amsterdam te vergroten. Bij zijn afscheid in 2007 was er onder andere een StadsMT ingesteld en de gemeentesecretaris zou voortaan niet meer de primus inter pares zijn, maar daadwerkelijk de ‘baas’ van de directeuren van alle diensten en bedrijven.

 Kortom, ook in het afgelopen decennium, veel beweging in de gemeentelijke organisatie en parallel daaraan een grote huisstijlverandering. Mijn onderzoek is eigenlijk gestart met de vraag wat de relatie is tussen beide veranderingen. Meer specifiek: als je wil veranderen, hoe kan huisstijl daarbij helpen?

Toen ik ontdekte dat de nieuwe gemeentebrede huisstijl leidend was geweest voor onze citymarketing, kwam er snel een tweede vraag bij. Wat betekent het als een stad zoveel mogelijk zichtbaar wordt in de buitenwereld met gebruikmaking van een en dezelfde beeldtaal? Daar kun je als gemeente invloed op uitoefenen. Bijvoorbeeld door middel van huisstijl en door de beelden die worden gebruikt in de citymarketing van een stad.

Bijzonder
Huisstijl van een gemeentelijke organisatie, dat is toch echt iets bijzonders. Die hoort bij een stad, of niet? Een gemeente is onderdeel van een stad, of staat ze daar toch buiten? Wat gebeurt er als je de bestaande historische beelden die horen bij een stad, gebruikt in de gemeentelijke huisstijl of de gemeentelijke citymarketing?

Wat betekenen Andreaskruizen voor Amsterdammers? Gaat je hart sneller kloppen zodra je ze ziet en weet je meteen dat je te maken hebt met ‘jouw’ Amsterdam? Wat betekent de ooievaar voor een gemiddelde Hagenaar? Mist hij ‘m in het city marketing beeld waarin alleen de zee symbolisch wordt weergegeven in een soort vlieger? En wat doet een leeuw met een ‘Berliner’? Hetzelfde als de Brandenburger Tor die sinds de val van de muur in het gemeentelijk logo is te vinden?

Fascinatie en werkplan
Dit soort dingen fascineert mij. Dermate dat ik er wel wetenschappelijk onderzoek over wil doen. Nog gekker: ik ga er op promoveren, dat is het plan. Part time, 1 dag per week naast een klus via ABC als senior communicatieadviseur ergens in de gemeentelijke organisatie. Ik wist vrij snel dat ik me met bovenstaande vragen op allerlei onderzoeksterreinen kon gaan begeven. Communicatie, organisatiewetenschappen, marketing, sociologie, designgeschiedenis, bestuurskunde, psychologie. Alleen maar mooi, hoe meer hoe beter.

Ik had een simpel werkplan. Tegenwoordig kun je binnen de sociale wetenschappen een promotieonderzoek opbouwen op basis van een aantal wetenschappelijke artikelen. Ieder jaar een artikel, in 2013 een concluderend stuk en klaar was ik. Maar dat is toch anders gelopen. Hierover volgende week meer. Tot slot, waarom nu een blog? Ook daarover volgende week meer.